Historiek van de jachthoorn.

Bij zijn ontstaan was de jachthoorn een blaasinstrument dat het verloop van de loopjacht weergaf door middel van een aantal afgesproken jachtsignalen (fanfares) aan de meute en de jagers. Aan het hof van Lodewijk XIV en Lodewijk XV, beide fervente jagers, kende de jachthoorn zijn eerste glorieperiode.
De Marquis de Dampierre, die tussen 1710 en 1725 verantwoordelijk was voor het organiseren van jachtpartijen, schreef voor de eerste maal een aantal jachtfanfares neer.
Deze korte fanfares, ongeveer 52, gaven een bepaalde situatie tijdens het jachtgebeuren weer en werden de basis voor het huidige repertoire van de jachthoorn.
De fanfares werden opgedeeld in twee groepen:

‘Fanfares voor het hert’ die aangeven wat de leeftijd is van het belaagde hert, b.v. ‘La Royale’, het koningshert met een gewei met 10 vertakkingen.
'Fanfares des circonstances’ die aangeven wat er op een bepaald moment tijdens de jacht gebeurt, b.v. ‘Le Changement de forêt’, wanneer het opgejaagde dier het ene bos verlaat en een ander bos inrent.

De jachthoorn werd een elitair instrument dat vooral in de toenmalige adellijke kringen opgang maakte.
Vele adellijke families bezaten hun eigen jachtéquipage met meute, ‘piqeurs’ en ‘maîtres de chasse’.



Door de verschillende contacten binnen de adellijke kringen en hun jachtéquipages, werd het jachthoornrepertoire uitgebreid  o.m. met :
* ‘Persoonlijke Fanfares’ opgedragen aan een bepaald iemand zoals vb. la ‘ La Rochefoucauld’.
* ‘Plaatsfanfares’ die een appreciatie uitdrukken voor bepaalde plaatsen waar men geweest was of overnacht had, zoals bv. la ‘ La Fontainebleau’.
* ‘Fanfares d’ animaux’ ter ere van een bepaald dier zoals bv. la ‘Le sanglier’ (het everzwijn).
Met de Franse Revolutie kwam echter de vlucht van het platteland naar de stad en een groot aantal jachthoornblazers verhuisde mee.
Hierdoor raakt de jachthoornmuziek ontdaan van zijn elitair karakter. Deels door gebrek aan voeling met zijn oorsprong wordt de jachthoorn meer en meer aangewend in de populaire muziek.
In een bepaalde periode wordt de jachthoorn zelfs gebruikt om polka’s en mazurka’s te spelen.

Anderzijds kwam de jachthoorn in de stad meer in de belangstelling van de ‘musicus’. Deze blazers gebruikten het instrument bij concerten, zonder de oorspronkelijke functie van de jachthoorn te kennen.
Zo kwam de jachthoorn terecht in grote concertzalen en kathedralen.

Sinds het begin van de 20e eeuw kent de jachthoorn een heropleving als signaalinstrument bij het begeleiden van drijfjachten, de zogenaamde ‘Chasses à courre’, en loopjachten, de ‘Petites Vénéries’. Omstreeks 1925 rees dan ook in België en Frankrijk de idee om een federatie op te richten met als hoofddoelen:
* ‘Het in zijn oorspronkelijkheid handhaven van de tradities en gewoontes ons nagelaten door oudere blazers en jachtmeesters.’
* ‘Het uitbreiden en stimuleren van het beoefenen van het jachthoornblazen en uitdrukking geven aan de waardering voor de muzikale mogelijkheden, zonder zijn karakter als instrument van de jacht te beperken.‘

De ‘Franse en Belgische Jachthoornfederatie’ ontstond in 1928 mede onder impuls van baron Eugène Verhaegen, en vormde de aanzet naar een nieuwe glorieperiode.
Ten gevolge van een groeiende interesse voor de jachthoorn, ook buiten Frankrijk en België, werd de federatie in 1965 omgevormd tot de ‘Fédération Internationale des Trompes de France’.

Op muzikaal gebied is er vooral sinds 1975 een enorme evolutie merkbaar.
De groep ‘Trompes des Vosges’ uit de Franse Vogezen, wist onder invloed van de gebroeders Heinrich een nieuwe dimensie te geven aan de traditionele jachthoornmuziek.
Door een perfect samenbrengen van klassieke muziek en de typische klankkleur en cadans van de Franse jachthoorn werden prachtige ‘fantaisies’ gecomponeerd. Een ‘fantaisie’ bestaat uit een afwisseling van sterke en zachte muzikale gedeelten die om beurten door de hele groep en door enkele solisten gespeeld worden.

Deze vernieuwing heeft zeker en vast gezorgd voor een verdere bekendmaking van de jachthoorn en zijn traditie bij een groter publiek.



Gedicht

De jachthoorn

Hoort gij den jagershoren,
die galm op weergalm helmen doet,
door kalmen avond boren
in ver en langgerekt getoet?
Wat kan de ziel bekoren
als 't lied, zoo treurig en zóó zoet,
dat uit dien jagershoren
daar toet in 't langgerekt getoet?

O vlakke Demerboorden,
o weide, in warmen doom verbreid,
waar al mijn dromen gloorden
van liefde en levenszaligheid!
'k Zie gansch die jeugd herboren,
met d'onvoldanen dromenstoet,
wanneer de jagershoren
daar toet in 't langgerekt getoet.

Nu speelt de jagershoren
het stille en innig minnelied;
nog enkele tonen smoren
in diepgedragen zielsverdriet.
Welle eens, in vollen vrede,
en trille in 't snarenrijk gemoed,
als zangerige avondbede
dat eindloos goed en zoet getoet.